eindspurt
Nederlands
Woordafbreking
- eind·spurt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van eind en spurt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eindspurt | eindspurten eindspurts |
verkleinwoord | eindspurtje | eindspurtjes |
Zelfstandig naamwoord
eindspurt [1]
- een versnelling op het einde van een project om het te voltooien
- Er is bij de Olympische Spelen altijd een eindspurt nodig, om alle stadions op tijd klaar te krijgen.
- een versnelling op het einde van een wedstrijd om de concurenten vóór te blijven
- Met een grandioze eindspurt wist hij de wielerwedstrijd te winnen.
- Met een eindspurt veroverde de dubbelvier zilver. „We gingen voor goud, we hadden de Duitsers kunnen hebben.” [2]
Gangbaarheid
- Het woord eindspurt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'eindspurt' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.