vals

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vals
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onjuist, gemeen’ voor het eerst aangetroffen in 1237 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen valsvalservalst
verbogen valsevalserevalste
partitief valsvalsers-

Bijvoeglijk naamwoord

vals

  1. onecht, niet legitiem
    • Dit zijn valse biljetten van €20. 
  1. bij honden: geneigd tot wangedrag, zoals onverhoeds bijten
    • Deze hond is mishandeld en daardoor vals geworden. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vals staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • vals
Naar frequentie 15614

Zelfstandig naamwoord

vals, m

  1. onbepaalde vorm genitief enkelvoud van val


Spaans

enkelvoud meervoud
vals valses

Zelfstandig naamwoord

vals m

  1. wals (soort dans)


Turks

Zelfstandig naamwoord

vals

  1. wals (soort dans)
  2. walsmuziek
Synoniemen
  • vals müziği
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.