dwaas

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dwaas
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zonder verstand’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dwaas dwazen
verkleinwoord dwaasje dwaasjes

Zelfstandig naamwoord

dwaas m

  1. (scheldwoord) iemand die onverstandig denkt en/of handelt
    • De dwaas maakte veel lawaai op de markt 
Synoniemen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen dwaasdwazerdwaast
verbogen dwazedwazeredwaaste
partitief dwaasdwazers-

Bijvoeglijk naamwoord

dwaas

  1. onverstandig, gek
    • De dwaze man deed veel onverstandige dingen zoals schelden tegen de politieagent. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dwaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Afrikaans

stellend attributiefvergrotend overtreffend
dwaasdwasedwaserdwaasste

Bijvoeglijk naamwoord

dwaas

  1. dwaas
enkelvoud meervoud
naamwoord dwaas dwase

Zelfstandig naamwoord

dwaas

  1. dwaas
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.