drug

Nederlands

joint met cannabis
Uitspraak
Woordafbreking
  • drug
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘verdovend middel’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
  • Via het Engelse drug en het Franse drogue uiteindelijk te herleiden tot het Latijnse drogia; mogelijk tevens verwant met droog. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord drug drugs
verkleinwoord drugje drugjes

Zelfstandig naamwoord

drug m

  1. stimulerend, verdovend of hallucinerend middel
    • Heb je wel eens een drug genomen? 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord drug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid:
enkelvoud meervoud
drug drugs

Zelfstandig naamwoord

drug

  1. geneesmiddel, medicijn
  2. drug
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.