draaien
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
draaien | draaiend |
draai | gedraaid |
gedraai | draaibaar |
draaiing |
Woordafbreking
- draai·en
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘keren, wenden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
draaien |
draaide |
gedraaid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
draaien
- ergatief om een middelpunt bewegen
- De auto moest eerst draaien om de garage in te kunnen rijden.
- Martijn liet de tol hard draaien.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. om een middelpunt bewegen
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
Vertalingen: na te kijken
Gangbaarheid
- Het woord draaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'draaien' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.