draai
Nederlands
Woordafbreking
- draai
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | draai | draaien |
verkleinwoord | draaitje | draaitjes |
Zelfstandig naamwoord
draai m
- omwenteling
- De turner maakte een Yurchenko met hele draai en gehoekte salto.
- zijn ~ vinden: zich thuis voelen, in zijn element zijn
- Hij kan maar moeilijk zijn draai vinden in het leger.
- ergens een ~ aan geven: een andere invalshoek, benadering bedenken
- Hij geeft weer een andere draai aan het thema.
- Hij probeerde toch een positieve draai aan de dramatische afloop te geven.
- een ~ nemen: compleet veranderen
- Het verhaal neemt plots een andere draai.
Hyponiemen
- spildraai
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- ergens je draai niet kunnen vinden
je ergens niet prettig voelen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
draaien |
draai
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van draaien
- Ik draai.
- gebiedende wijs van draaien
- Draai!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van draaien
- Draai je?
Gangbaarheid
- Het woord draai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'draai' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.