donor

Niet te verwarren met: donateur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • do·nor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gever van bloed, organen e.d.’ voor het eerst aangetroffen in 1947 [1]
  • Naamwoord van handeling van doneren met het achtervoegsel -or [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord donor donoren
donors
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

donor m

  1. (medisch) gever, bijv. orgaandonor: degene die zijn orgaan afstaat
    • Veel Nederlanders zijn bloeddonor. 
  1. (natuurkunde) een atoom dat een elektron afstaat (-> halfgeleiders)
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord donor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.