dode
Nederlands
Woordafbreking
- do·de
Bijvoeglijk naamwoord
dode
- verbogen vorm van de stellende trap van dood
- Als men dode vogels in het water ziet, moet dat direct bij de gemeente gemeld worden.
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
doden |
dode
- aanvoegende wijs van doden
- Indien hij zegt dat men dode, zo doden zij. [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dode | doden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
dode v/m
- iemand die dood is, een gestorvene, overledene, lijk
- De dode werd begraven.
Hyponiemen
- aidsdode, drugsdode, monddode, schijndode, verkeersdode
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
dode
- datief van dood, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden
- ten dode (opgeschreven)
- uit den dode opstaan
Gangbaarheid
- Het woord dode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dode' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Ezra, Oude Testament
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.