diode
Nederlands
Woordafbreking
- di·o·de
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘buis met twee elektroden’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
- afgeleid van de afkorting van elektrode met het voorvoegsel di- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diode | dioden, diodes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
diode v
- (elektrotechniek), (elektronica) elektronenbuis of halfgeleider die de elektriciteit maar in één richting geleidt
Hyponiemen
- fotodiode, lawinediode, lichtdiode, tunneldiode, zenerdiode
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord diode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'diode' herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Alemannisch
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Engels
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Indonesisch
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Lets
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Noord-Fries
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Schots
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.