triode
Nederlands
Triode
Woordafbreking
- tri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘elektronenbuis met drie elektroden’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
- afgeleid van de afkorting van elektrode met het voorvoegsel tri- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | triode | trioden triodes |
verkleinwoord | triodetje | triodetjes |
Zelfstandig naamwoord
triode v
- (elektrotechniek) radiobuis met drie elementen (kathode, anode, 1 rooster)
Gangbaarheid
- Het woord triode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'triode' herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.