dansen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dansen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɑnsən/
Woordafbreking
  • dan·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op muziek bewegen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dansen
danste
gedanst
zwak -t volledig

Werkwoord

dansen

  1. inergatief sierlijk en ritmisch bewegen, gewoonlijk op muziek
    • Er werd gedanst op muziek uit de jaren dertig. 
    • Mag ik met je dansen vroeg de verlegen jongen aan het meisje. 
  1. niet stilstaan
    • Door de enorme vermoeidheid dansten de letters voor mijn ogen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De dans ontspringen
aan een gevaar ontkomen
  • De poppen aan het dansen hebben
Problemen hebben door iets
  • Met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen
Nooit! (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs)
  • Te dom zijn om voor de du(i)vel te dansen
heel erg dom zijn
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dansen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dans

Gangbaarheid

  • Het woord dansen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.