dansorgel
Nederlands
Woordafbreking
- dans·or·gel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dansen ww en orgel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dansorgel | dansorgels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
dansorgel o [1]
- een orgel dat vroeger in danszalen of balzalen stond
- Wie kan iets vertellen over het orchestrion dat tot 1940 in het Oldenzaalse hotel De Zon stond? De Almelose elektrotechnicus Willy van der Reijden (70) redde het enorme dansorgel van de ondergang. [2]
- Voor de goede orde: we kennen in ons land het grote straatdraaiorgel, dat ook bekendstaat als pierement. Het kermisorgel en het dansorgel zijn varianten van eerstgenoemde. Hoewel je in Noord-Nederland veelal kermisorgels in de straat aantreft, zijn ze in het zuiden des lands weer gekker op het dansorgel. [3]
- Carillonklokken, speeldozen, pianola*s, orchestrions, straat-, kermis- en dansorgels. Deze en nog veel meer vrolijke zelfspelende muziekinstrumenten staan te pronken in Museum Speelklok. [4]
Gangbaarheid
- Het woord dansorgel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dansorgel' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 11-03-06 Wie herinnert zich het dansorgel van De Zon?
- De Telegraaf GUUS LIEKAMM 09 nov. 2012 Verslingerd aan Abraham
- De Telegraaf 27 feb. 2014 Vrolijke noot
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.