revisor

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·vi·sor
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘controleur, herziener’ voor het eerst aangetroffen in 1726 [1]
  • van het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord revisor revisoren
revisors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

revisor m [3]

  1. corrector, herziener, controleur
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • revisoraat
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord revisor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • re·vi·sor
enkelvoud meervoud
revisor revisores

Zelfstandig naamwoord

revisor m

  1. (beroep) controleur
Synoniemen

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.