-eur
Nederlands
Huidig bestand |
---|
134 |
Woordafbreking
- -eur
Woordherkomst en -opbouw
- van het Frans (daarvoor van de Latijnse uitgang -or)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | -eur | -euren -eurs |
verkleinwoord | -eurtje | -eurtjes |
Achtervoegsel
-eur m met een werkwoord als grondwoord dan: [1]
- de persoon die de genoemde handeling verricht (b.v. profiteur) of
- instrument of ander middel waarmee de in het grondwoord genoemde handeling wordt verricht: mitrailleur
Hyponiemen
|
Gangbaarheid
- Het woord '-eur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.