buddy

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  buddy    (hulp, bestand)
  • IPA: /'bɵ.di/
Woordafbreking
  • bud·dy
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vrijwilliger die aidspatiënt helpt’ voor het eerst aangetroffen in 1987 [1]
  • Engels leenwoord
enkelvoud meervoud
naamwoord buddy buddy's
verkleinwoord buddy'tje buddy'tjes

Zelfstandig naamwoord

buddy m

  1. een maatje, vriendje
  2. een vrijwilliger die een hulpbehoevende eenzame of zieke medemens steunt.
    • Stan is al jaren buddy van Pieter. 
  1. afkorting van buddyseat
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord buddy staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
buddy buddies

Zelfstandig naamwoord

buddy

  1. (informeel) maat, maatje, slapie
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.