sparringpartner

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spar·ring·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘oefenpartner (bij boksen)’ voor het eerst aangetroffen in 1948 [1]
  • samenstelling van  sparring zn  en  partner zn  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sparringpartner sparringpartners
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

sparringpartner m

  1. (sport) oefenpartner voor boksers, judoka's enz
  2. iemand om mee te overleggen, om ideeën, standpunten op uit te proberen, om mee te oefenen voor een debat

Gangbaarheid

  • Het woord sparringpartner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.