duozadel
![](../I/m/Triumph_Rocket_III_-_Flickr_-_exfordy_(5).jpg)
Een duozadel met rugleuning.
Nederlands
Woordafbreking
- duo·za·del
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van duo en zadel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duozadel | duozadels |
verkleinwoord | duozadeltje | duozadeltjes |
Zelfstandig naamwoord
duozadel m/o
- (transport) het tweede zadel of het achterste gedeelte van een buddyseat, voor een passagier op een gemotoriseerde tweewieler
- Het duozadel is nu vaak een wat hoger geplaatst deel van een buddyseat.
Vertalingen
1. het tweede zadel, of het achterste gedeelte van een buddyseat, voor een passagier op een gemotoriseerde tweewieler
Gangbaarheid
- Het woord 'duozadel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.