bries

Nederlands

schepen in een stevige bries
Uitspraak
  • Geluid:  bries    (hulp, bestand)
  • IPA: /bris/
Woordafbreking
  • bries
Woordherkomst en -opbouw
[1] enkelvoud meervoud
naamwoord bries briezen
verkleinwoord briesje briesjes
[2, 3] enkelvoud meervoud
naamwoord bries briesen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bries v/m

  1. (meteorologie) zachte frisse wind
    • Er was een heerlijk verkoelend briesje dat kwam van zee. 
  1. (Jiddisch-Hebreeuws) verbond (Jiddisj) [7]
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) besnijdenis [8]
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord bries briesen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bries o

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) verbond (Asjkenazisch Hebreeuws)

Werkwoord

vervoeging van
briesen

bries

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van briesen
    • Ik bries. 
  2. gebiedende wijs van briesen
    • Bries! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van briesen
    • Bries je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bries staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. "bries" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
  2. bries op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  5. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  6. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  7. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  8. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.