bouwmeester

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·mees·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwmeester bouwmeesters
verkleinwoord bouwmeestertje bouwmeestertjes

Zelfstandig naamwoord

bouwmeester m

  1. (beroep), (kunst), (wetenschap), (techniek), architect, ontwerper van gebouwen, die dit ontwerp visualiseert en de verwerkelijking van dit concept technisch en administratief begeleidt.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bouwmeester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.