bouwer
Nederlands
Woordafbreking
- bou·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwer | bouwers |
verkleinwoord | bouwertje | bouwertjes |
Hyponiemen
|
Vertalingen
1. een persoon die dingen bouwt
Gangbaarheid
- Het woord bouwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bouwer' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.