beslist
Nederlands
Woordafbreking
- be·slist
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van beslissen: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beslissen |
beslist
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beslissen
- Jij beslist.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beslissen
- Hij beslist.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van beslissen
- Beslist!
- voltooid deelwoord van beslissen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | beslist | beslister | (beslistst) * |
verbogen | besliste | beslistere | (beslistste) * |
partitief | beslists | beslisters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
beslist
- niet onderhevig aan aarzeling of twijfel
- Zijn besliste optreden maakte grote indruk.
Vertalingen
1. niet onderhevig aan aarzeling of twijfel
Bijwoord
beslist
- met zekerheid
- Dat is beslist niet goed!
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord beslist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beslist' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Omschreven trappen van vergelijking (algemeen) op website: http://taaladvies.net; punt 3.; geraadpleegd 2017-05-21
- Haeseryn, W. e.a. "6·4·3·1·ii Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest" in: Algemene Nederlandse Spraakkunst (1997) op website E-ANS: ans.ruhosting.nl; punt 4.; geraadpleegd 2017-05-21
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.