besliste

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·slis·te

Bijvoeglijk naamwoord

besliste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van beslist

Werkwoord

vervoeging van
beslissen

besliste

  1. enkelvoud verleden tijd van beslissen
    • Ik besliste. 
    • Jij besliste. 
    • Hij, zij, het besliste. 


Afrikaans

Bijvoeglijk naamwoord

besliste

  1. attributieve vorm van beslis
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.