afdoend

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • af·doend
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen afdoendafdoenderafdoendst
verbogen afdoendeafdoendereafdoendste
partitief afdoendsafdoenders-

Bijvoeglijk naamwoord

afdóénd

  1. toereikend om het probleem op te lossen
    • Er is geen afdoend middel tegen het verschijnsel. 
    • Op 22 februari meldde het OM niet tot vervolging van tabaksproducenten over te gaan. Roken is weliswaar dodelijk, en het ontwerp van de sigaret draagt daaraan bij, stelde het OM in een verklaring, maar de producenten blijven binnen de strikte regels die gelden voor het produceren van sigaretten. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de roker, de verplichte waarschuwingen op de verpakkingen („roken is dodelijk”) zijn daarvoor afdoende. Daarom maakt een strafzaak weinig kans.[1] 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
afdoen

áfdoend

  1. onvoltooid deelwoord van afdoen
    • Zijn hoed áfdoend liep hij de kerk binnen. 

Gangbaarheid

  • Het woord afdoend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.