bepalen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·pa·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vaststellen’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
  • afgeleid van paal met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bepalen
bepaalde
bepaald
zwak -d volledig

Werkwoord

bepalen [3]

  1. overgankelijk met palen afzetten
  2. overgankelijk vaststellen, voorschrijven, regelen
    • Ik heb de afstand tot Groningen bepaald. 
  1. overgankelijk beslissend beïnvloeden
    • Iedereen mag meepraten, maar de arts is toch degene die bepaalt wat er gebeurd. 
  1. zijn aandacht ~ op iets: beperken, richten
    • Hij bepaalt zijn aandacht op de hoofdzaak, details laat hij aan zijn personeel over. 
  1. zich ~ tot: zich beperken tot
    • Laten we niet in details treden, maar ons bepalen tot de hoofdzaak. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • meebepalen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bepalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.