beschikken
Nederlands
Woordafbreking
- be·schik·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘regelen’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- afgeleid van schikken met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beschikken |
beschikte |
beschikt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
beschikken
- Hij beschikte zijn eigen lot.
- inergatief ~ over: in bezit hebben
- Ik zou graag beschikken over meer geld.
Hyponiemen
Vertalingen
1. beslissen, regelen
Gangbaarheid
- Het woord beschikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beschikken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.