behagen
Nederlands
Woordafbreking
- be·ha·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘aangenaam zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1201 [1]
- Afgeleid van het verouderde werkwoord hagen met het voorvoegsel be-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
behagen |
behaagde |
behaagd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
behagen
- onpersoonlijk aan iemand welgevallig zijn
- Het behaagde hem 's avonds eens een cognacje te drinken bij de open haard.
- Het behaagt de koning om te benoemen .... zijn de eerste woorden die uitgesproken worden bij de lintjesregen.
Opmerkingen
- Hoewel van oorsprong onpersoonlijk wordt het werkwoord ook wel persoonlijk gebruikt.
- Gij behaagt den Heere niet.
Hyponiemen
Vertalingen
1. aan iemand welgevallig zijn
Gangbaarheid
- Het woord behagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'behagen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.