bedenksel
Nederlands
god als een bedenksel van de mens
Woordafbreking
- be·denk·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedenksel | bedenksels |
verkleinwoord | bedenkseltje | bedenkseltjes |
Zelfstandig naamwoord
bedenksel o [1]
- iets wat alleen maar door mensen is bedacht zonder dat het echt hoeft te bestaan
- Toen zijn zoontje in 2012 omkomt bij de schietpartij op de basisschool in het Amerikaanse Sandy Hook kwam Lenny opeens aan de andere kant van het complotdenken te staan, zo is te lezen in New York Magazine. Op internet stak namelijk het gerucht de kop op dat ‘Sandy Hook’ het werk was van de overheid, een bedenksel om burgers hun wapens en vrijheid af te nemen. De schietpartij was geënsceneerd, zo luidde het verwijt. En de ‘gestorven’ kinderen? Die waren verzonnen.[2]
- iets wat door de menselijke geest bedacht en gecreëerd is
- Patenten beschermen uitvinders tegen concurrenten en voorkomen zo dat er commercieel misbruik wordt gemaakt van hun bedenksels. Handelsmerken geven een exclusief recht op het design of logo’s. [3]
Vertalingen
1. iets wat alleen maar door mensen is bedacht zonder dat het echt hoeft te bestaan
Gangbaarheid
- Het woord bedenksel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bedenksel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Casper van der Veen Joost Pijpker 23 december 2016
- NRC Monique van Oostrum 11 november 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.