basta
Nederlands
Woordafbreking
- bas·ta
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans of Italiaans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: genoeg!’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1]
- [tussenwerpsel] van Spaans imperatief basta, of Portugees, of Italiaans [2]
- [zelfstandig naamwoord] van Spaans basto "stok" [3], omdat vroeger op speelkaarten geen klaveren, maar knuppels waren afgebeeld
Tussenwerpsel
basta!
- uitroep om een eind te maken aan verdere tegenspraak
Gangbaarheid
- Het woord basta staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'basta' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Spaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.