quadrille
Nederlands
Woordafbreking
- qua·dril·le
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dans van vier paren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1806 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | quadrille | quadrilles |
verkleinwoord | quadrilletje | quadrilletjes |
Zelfstandig naamwoord
quadrille v/m
- een Franse contradans uit de 18e eeuw
- Zij dansen samen de quadrille.
Vertalingen
1. een Franse contradans uit de 18e eeuw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | quadrille | quadrilles |
verkleinwoord | quadrilletje | quadrilletjes |
Zelfstandig naamwoord
quadrille o
- een omberspel met vier spelers
- Wij spelen op het quadrille.
Vertalingen
1. een omberspel met vier spelers
Gangbaarheid
- Het woord quadrille staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'quadrille' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.