omber
Nederlands
Woordafbreking
- om·ber
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kleurstof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1642 [1] [2]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kaartspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1735 [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omber | - |
verkleinwoord | ombertje | - |
Zelfstandig naamwoord
omber v / m
- (kleur) bruine kleurstof, bereid uit een donkerbruine vette aardsoort [4]
- (kaartspel) kaartspel dat door drie personen wordt gespeeld met veertig kaarten (waaruit de achten, negenen en tienen) [5]
- degene in het omberspel tegen wie de twee andere deelnemers spelen
Verwante begrippen
- [1] bergbruin
Afgeleide begrippen
- ombergrijs, omberkleurig, omberspel, ombertafel, ombervis, ombervogel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omberen |
omber
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omberen
- Ik omber.
- gebiedende wijs van omberen
- Omber!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omberen
- Omber je?
Gangbaarheid
- Het woord omber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'omber' herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "omber" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- omber op website: Etymologiebank.nl
- omber op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.