afgelopen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·lo·pen
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen afgelopen
verbogen
partitief afgelopens

Bijvoeglijk naamwoord

afgelopen

  1. beëindigd.
    • Afgelopen kun je alleen gebruiken tegen het einde van de desbetreffende periode. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • de afgelopen maanden/dagen/weken/jaren/uren
de maanden/dagen/weken/jaren/uren die net voorbij zijn gegaan
 `Ik zal morgen opruimen. Die dozen daar ook. En de koffers. Ik heb gewoon geen tijd gehad om ze uit te pakken de afgelopen weken.' [1] 
  De Woutertje Pieterse Prijs voor het beste jeugdboek van het afgelopen jaar heeft doorgaans twee winnaars: het is uitdrukkelijk een bekroning voor de samenwerking tussen schrijver én illustrator. [2] 

Werkwoord

vervoeging van
aflopen

afgelopen

  1. voltooid deelwoord van aflopen

Gangbaarheid

  • Het woord afgelopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 285
  2. de Volkskrant Pjotr van Lenteren11 april 2019 Jeugdboek Alles komt goed, altijd van Kathleen Vereecken en Charlotte Peys wint Woutertje Pieterse Prijs
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.