banaan

Een tros bananen.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  banaan    (hulp, bestand)
  • IPA: /baˈnan/
Woordafbreking
  • ba·naan
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Portugees, in de betekenis van ‘plant, vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1]
  • van Portugees banana [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord banaan bananen
verkleinwoord banaantje banaantjes

Zelfstandig naamwoord

banaan v/m

  1. (fruit) Musa een vrucht van de bananenboom
    • Eet u vaak bananen of houdt u meer van peren? 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord banaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.