avocado
Nederlands
Woordafbreking
- avo·ca·do
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘boom, vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
- Via het Spaanse aguacate van het Nahuatl ahuacatl, tevens beïnvloed door het eveneens Spaanse abogado [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | avocado | avocado's |
verkleinwoord | avocadootje | avocadootjes |
Zelfstandig naamwoord
avocado v/m
- (fruit) (voeding) (fruit) Persea americana
een tropische vrucht van de avocadoboom
Synoniemen
- avocadopeer, advocaatpeer
Vertalingen
1. een tropische vrucht van de avocadoboom
Gangbaarheid
- Het woord avocado staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'avocado' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.