avocado

Avocado's.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  avocado    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑvoˈkado/
Woordafbreking
  • avo·ca·do
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘boom, vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
  • Via het Spaanse aguacate van het Nahuatl ahuacatl, tevens beïnvloed door het eveneens Spaanse abogado [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord avocado avocado's
verkleinwoord avocadootje avocadootjes

Zelfstandig naamwoord

avocado v/m

  1. (fruit) (voeding) (fruit) Persea americana een tropische vrucht van de avocadoboom
Synoniemen
  • avocadopeer, advocaatpeer
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord avocado staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Zelfstandig naamwoord

avocado

  1. incorrecte spelling van avokado


Nynorsk

Zelfstandig naamwoord

avocado

  1. incorrecte spelling van avokado
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.