auga

Galicisch

[1]: Auga
Water

Zelfstandig naamwoord

auga, v

water

Synoniemen

agua

IJslands

[2]: Auga
Een oog

Uitspraak

Geluid: auga (hulp, bestand)
IPA: / ˈøyːɣa /

Woordherkomst en -opbouw

Ontleend aan het Oudnoordse zelfstandige naamwoord auga dat van het Protogermaanse zelfstandige naamwoord *augô komt

Zelfstandig naamwoord

auga, o

(anatomie) oog

«Allra augu beinast að Vín»
Alle ogen zijn gericht op Wenen
(meteorologie) oog van de orkaan of storm
(spel) oog (punt op een dobbelsteen)
oog van een naald
de vlek in een ei

Hyperoniemen

[1]: skynfæri

Mirandees

Zelfstandig naamwoord

auga

water

Nynorsk

Uitspraak

Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Woordafbreking

au·ga

Woordherkomst en -opbouw

Afkomstig van het Oudnoordse woord auga

Zelfstandig naamwoord

auga, o

(anatomie) oog
(zoötomie) oog
gat, kram, lus, oog (een kleine opening)

Synoniemen

[1-3]: auge

Zelfstandig naamwoord

auga

nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van auga

auga

nominatief bepaald onzijdig meervoud van auge

Oudnoords

Woordafbreking

au·ga

Zelfstandig naamwoord

auga, o

(anatomie) oog

Afgeleide begrippen

augablik
augabora
augabragð
augabragðligr
augabrún

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	auga	augað	augu	augun
genitief	auga	augans	augna	augnanna
datief	auga	auganu	augum	augunum
accusatief	auga	augað	augu	augun

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	auga	auga	augo	augo

o [zwak]	enkelvoud		meervoud
o [zwak]	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	auga	augat	augu	augun
genitief	auga	augans	augna	augnanna
datief	auga	auganu	augum	augunum
accusatief	auga	augat	augu	augun