aminozuur
Nederlands
Woordafbreking
- ami·no·zuur
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘organische verbinding die zowel amino- als carboxylgroep bevat’ voor het eerst aangetroffen in 1935 [1]
- samenstelling van amine en zuur [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aminozuur | aminozuren |
verkleinwoord | aminozuurtje | aminozuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
aminozuur o
- (biochemie) (medisch) bouwstof van de eiwitten, een organische verbinding die zowel een carboxylgroep (-COOH) als een aminegroep (-NH2) bezit
Vertalingen
1.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord aminozuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aminozuur' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.