biochemie
Nederlands
Woordafbreking
- bio·che·mie
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘afdeling van de scheikunde’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
- Samentrekking van biologie (studie van het leven) en chemie (studie van de binding tussen atomen) met het voorvoegsel bio-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | biochemie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
biochemie v
- (wetenschap) (scheikunde) de wetenschap die de chemische processen van het leven op moleculair niveau bestudeert, de studie van de diverse biomoleculen
- De biochemie heeft in de laatste decennia grote vorderingen gemaakt.
Vertalingen
1. de wetenschap die de chemische processen van het leven op moleculair niveau bestudeert
Gangbaarheid
- Het woord biochemie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'biochemie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Tsjechisch
Afgeleide begrippen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.