absent

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  absent    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑp'sɛnt/
Woordafbreking
  • ab·sent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afwezig’ voor het eerst aangetroffen in 1404 [1]
  • [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen absentabsenterabsentst
verbogen absenteabsentereabsentste
partitief absentsabsenters-

Bijvoeglijk naamwoord

absent

  1. afwezig
    • Er zijn drie absente leerlingen. 
  1. verstrooid
    • Alle mensen in de straat vinden dat een absente man. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord absent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Engels

stellend vergrotend overtreffend
absent--

Bijvoeglijk naamwoord

absent

  1. (niet telbaar) afwezig


Frans

Uitspraak
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   absent absents
  vrouwelijk   absente absentes

Bijvoeglijk naamwoord

absent

  1. afwezig, absent
  1. «Vous avez été longtemps absent
    U bent lang afwezig geweest.
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   absent     l'absent     absents     les absents  
vrouwelijk   absente     l'absente     absentes     les absentes  

Zelfstandig naamwoord

absent m

  1. afwezige
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.