absentie
Nederlands
Woordafbreking
- ab·sen·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘afwezigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1370 [1]
- afgeleid van absent met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | absentie | absenties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
absentie v
- afwezigheid.
- Er zijn vier absenties.
- verstrooidheid.
- Die man heeft last van absentie.
Verwante begrippen
- afwezigheid, mangel, uitstedigheid, verstek, verzuim
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord absentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'absentie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.