aasgier
Een aasgier
Nederlands
Woordafbreking
- aas·gier
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aas en gier [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aasgier | aasgieren |
verkleinwoord | aasgiertje | aasgiertjes |
Zelfstandig naamwoord
aasgier m
- (vogels) Neophron percnopterus
, een van aas levende gier
- De aasgier komt vooral in Afrika maar ook in het zuiden van Europa voor.
- iemand die profijt wil halen uit iemand anders tegenslag
- Nu hij bankroet gaat, blijken veel van zijn vroegere vrienden niets anders dan aasgieren te zijn.
Vertalingen
1. Neophron percnopterus, een van aas levende gier
|
|
2. iemand die profijt wil halen uit iemand anders tegenslag
Gangbaarheid
- Het woord aasgier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aasgier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.