aas

Aas [1]

Nederlands
Uitspraak
  • Geluid:  aas    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aas
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘lokspijs, voedsel’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord aas azen
verkleinwoord aasje aasjes

Zelfstandig naamwoord

aas

  1. m/o speelkaart die met A aangeduid wordt; vaak hoogste in het spel
    • De aas van troef is de hoogste kaart in het spel. 
  2. o stuk vlees dat als lokmiddel gebruikt wordt
    • Vergiftigd aas is een bekende manier om ongewenste honden en katten te doden. 
  2. o dood dier dat door een aasvreter opgeruimd wordt
    • In de natuur wordt alles hergebruikt. Zo is aas voedsel voor aasvreters en wormen. 
2,3 enkelvoud meervoud
naamwoord aas azen
verkleinwoord aasje aasjes
Hyponiemen
   
  • blindaas
  • galgenaas
  • hartenaas (1)
  • kataas
  • klaveraas (1)
  • oeveraas
  • ravenaas
  • ruitenaas (1)
Afgeleide begrippen
   
  • aasachtig
  • aasblad
  • aasbloem
Spreekwoorden
  • geen aasje: geen ziertje
Vertalingen
    1. speelkaart   
    2. lokmiddel   
    3. dood dier   

Werkwoord
vervoeging van
azen

aas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van azen
    • Ik aas. 
  2. gebiedende wijs van azen
    • Aas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van azen
    • Aas je? 

Gangbaarheid
  • Het woord aas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen
  1. "aas" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.