gup
Nederlands
Woordafbreking
- gup
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1967 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gup | guppen |
verkleinwoord | gupje | gupjes |
Zelfstandig naamwoord
gup m
- (vissen) een levendbarend tandkarpertje en aquariumvisje uit Zuid-Amerika
- Zij hebben een aquarium vol met guppen.
Gangbaarheid
- Het woord gup staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gup' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.