Rijcklof van Goens

Rijcklof Volckertsz. van Goens (Rees, 24 juni 1619 - Amsterdam, 14 november 1682) maakte een bliksemcarrière bij de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) en was van 1659-1672 gouverneur van Ceylon en van 1678 tot 1681 gouverneur-generaal van de VOC. Van Goens, die vooral bekendstond als een uitstekend militair, was ook een handige diplomaat en kenner van de Maleise cultuur. Met zijn agressieve politiek op Ceylon en de Malabarkust had hij beperkt succes, want het sturen van nog meer troepen was niet op te brengen. De VOC-secretaris Pieter van Dam was bezorgd en geërgerd over de geldverslindende militaire campagnes van Van Goens, die nooit het door hem voorgespiegelde geldelijke voordeel hadden opgeleverd.

Rijcklof van Goens
Rijcklof van Goens
Geboren24 juni 1619
Rees
Overleden14 november 1682
Amsterdam
Land/zijde Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Dienstjaren1678-1681
RangGouverneur-generaal van de VOC
Portaal    VOC

Biografie

De vulkanen Merapi en de Merbabu, de laatste probeerde Van Goens te bestijgen

Rijcklof van Goens was van Oost-Friese afkomst. De familie stamt waarschijnlijk uit Gödens. Zijn vader Volckert Boukes (1572-1629) diende in het Staatse leger en was gelegerd in Rees bij Kleef; zijn moeder Hillegond Jacobsdr kwam uit Franeker. Zijn oom, geboren in Emden omstreeks 1580, was al in 1624 in Oost-Indië en trouwde vervolgens met een medepassagier.[1] Hij haalde zijn broer over om in dienst te gaan bij de VOC kamer te Amsterdam. Volckert van Goens is benoemd als commandeur over een compagnie soldaten. In gezelschap van zijn ouders verliet Van Goens in oktober 1628 Texel met het schip Buren en kwam op 10 juli 1629 in Batavia aan. Een maand later werd de stad belegerd door Mataram. Zijn ouders kwamen binnen een jaar na elkaar te overlijden en Rijcklof is in de twee jaar daaropvolgende jaren opgevoed door zijn oom Boycke.[2]

Hernieuwde kraton in Surakarta uit 1740 maar met toren

Na een driejarig verblijf aan Coromandelkust werd hij op 1 september 1634 assistent in de pakhuizen te Batavia. In 1639 werd hij onderkoopman, in 1640 trouwde hij met een weduwe, destijds niet ongebruikelijk, om zich in betere uitgangspositie te verwerven. Als koopman ging hij van juli tot december 1644 naar Palembang, in 1645 werd hij hoofd van het soldijkantoor, in 1647 en 1648 naar Djambi, waar de peper goedkoop was, maar ook de Engelsen handel dreven. In 1649/50 ging hij naar het Koninkrijk Ayutthaya op inspectie. In de factorij werd geknoeid met de boekhouding, er werd door Hollanders een schip gebouwd, maar niet in opdracht van de VOC; de Chinezen smokkelden en de Japanners ontdoken het VOC-monopolie op de uitvoer van huiden.[3] Tussen 1648 en 1654 vijf maal naar Amangkurat I, de soesoehoenan van Mataram om de aanvoer van rijst en hout veilig te stellen. De achterdochtige Amangkurat liet zich in het kraton (paleis) bewaken door 10.000 vrouwen en hield ontvangst in een toren. Bij zijn voorlaatste bezoek had Van Goens een speeldoos en twee goochelaars meegebracht.[4] De behoefte aan rijst in Batavia en op de specerijeneilanden was groot; de magazijnen waren leeg. De soesoehoenan was geïnteresseerd in Hollands geschut.

In 1649 werd hij lid van de Raad van Justitie, in 1650 buitengewoon raad van Indië, en in 1651 eerste opperkoopman; in 1653 was hij president van de Weeskamer. Op 20 september 1653 werd hij commissaris en commandeur op Ceylon en is door Joan Maetsuycker bevorderd tot gewoon raad. In 1653 gelukte het Van Goens de Portugezen met een list uit Negombo te lokken en de haven van Colombo te blokkeren. De wapenstilstand met Portugal werd niet verlengd en in 1654 maakte hij in twee overwinningen vijf Portugese schepen buit, op terugreis van Suratte. Bij zijn laatste bezoek aan Mataram probeerde hij in een geheime opdracht de soesoehoenan op te zetten tegen Makassar.

In januari 1655 vertrok hij als admiraal van de retourvloot naar patria. Acht maanden later kwam hij op Texel aan. In zijn verslag aan de Staten-Generaal en de Heren XVII legde hij de nadruk op de verovering van Ceylon. Hij vond dat het eiland een betere ligging had dan Batavia. In zijn Javaense Reise beschreef het despotische bestuur van Mataram, de belangrijke positie van de vrouwen aan het hof, het tropische landschap, en de ondoorgrondelijkheid van de Javaan.

Terugkeer naar Azië, veroveringen in India

De VOC verovert het eiland Mannar op de Portugezen, onder leiding van Van Goens in 1658.
In 1663 veroveren de VOC de stad Cochin op de Portugezen. (Coenraet Decker, 1682)

Bij zijn terugkeer naar Azië was Van Goens twee maanden als commissaris aan de Kaap de Goede Hoop werkzaam, waar Jan van Riebeeck gouverneur was. In juli 1657 arriveerde hij in Batavia, om in september te vertrekken naar de "Westerkwartieren" - de VOC-bezittingen in India - in de functie van commissaris, admiraal en veldoverste. Hij veroverde de Ceylonese steden Colombo, Tuticorin, Jaffna en Nagapattinam op de Portugezen.

In december 1661 veroverde hij met 4.000 man Quilon op de Portugezen en belegerde in de daarop volgende dagen Cranganore. Van Goens werd verwelkomd door de samorijn en andere Malabaarse vorsten, die ook wel af wilden van de Portugezen. In 1662 deed hij een poging Cochin, het centrum van de specerijenhandel, te veroveren. Zijn hoed werd kapotgeschoten en Hendrik van Rheede werd gevangengenomen.[5] Vanwege de moessonregen werd de aftocht geblazen. Aan het eind van het jaar (november) verscheen hij opnieuw voor de haven. Op 7 januari 1663 veroverde hij Cochin; nadat een bres in de muren was geschoten bestormden de VOC-troepen de stad. Alle Portugezen, van krijgsgevangenen tot vrije burgers, werden gedeporteerd naar Europa of gesommeerd naar Goa te vertrekken. Hiermee kwam een eind aan meer dan anderhalve eeuw aanwezigheid van de Portugezen op de Malabarkust.[6]

Gouverneur van Ceylon

Van 1662-1675 was Van Goens gouverneur van Ceylon. Hij begroef zijn eerste twee echtgenotes in de Wolvendaalsche kerk in Colombo.

VOC logo in het hek van de Wolvendaalkerk.

In 1672 leverde hij strijd met een Engelse en de Franse vloot, als admiraal en veldoverste op Ceylon, Malabar en de Kust van Coromandel. Hij kreeg te maken met een guerrilla-oorlog op het eiland. In 1677 schreef Hendrik van Rheede dat de plannen van Van Goens tot mislukken gedoemd waren.[7]

In 1675 volgde zijn zoon, Rijcklof van Goens de Jonge, hem op als gouverneur. In 1676 werd Volckert van Goens (1644-1690), een andere zoon, afgezet vanwege ongeoorloofde privéhandel.[8] en vestigde zich in Schiedam.[9]

Einde carrière

In 1679 vroeg Van Goens ontslag - hij was ziek - maar het zou nog twee jaar duren voor hij kon vertrekken (november 1681).[10] Van Goens stuurde een schrijver naar Georg Everhard Rumphius om zijn geschiedenis van Ambon en botanische studie af te maken.[11] Van Goens kreeg in december 1679 een Chinees gezantschap op bezoek, maar weigerde zijn hoed af te nemen.[12] De keizer verzocht om twintig schepen, voorzien van dappere soldaten om een aanval te doen op Formosa. Het verzoek werd door Van Goens afgewezen. Na zeven maanden vertrokken de Chinezen en kregen een afscheidsmaal aangeboden in een bamboeloods die met groente was behangen.[13]

Van Goens had een Chinese arts meegenomen op zijn terugreis; hij verbleef twee maanden aan de Tafelbaai. In de Kaapkolonie voerde hij besprekingen met Simon van der Stel, een indo met grote interesse in botanie en wijnbouw, die op vraag van Gaspar Fagel en Joan Huydecoper van Maarsseveen was begonnen met de aanplant in de VOC-tuin op Kaap de Goede Hoop van kaneel-, kruidnagel en kamferboompjes, om te acclimatiseren, alvorens naar Nederland te worden verscheept.[14] Van Goens kwam eind augustus 1682 op Texel aan. Hij overleed op 14 november in Amsterdam, maar werd begraven in de Kloosterkerk in Den Haag.[15] De burgemeesters van Amsterdam (dat wil zeggen Joan Huydecoper) wilden niet dat hij in Amsterdam begraven werd.

Rijcklof van Goens de Jonge

Een zoon van Rijcklof van Goens, Rijcklof van Goens de Jonge (Batavia, 11 juni 1642 - op zee, 14 mei 1687) trad in de voetsporen van zijn vader. Hij werd in Batavia geboren, en op vierjarige leeftijd naar Holland gestuurd voor een opvoeding en opleiding. Na carrière te hebben gemaakt binnen de VOC werd hij in 1670 aangesteld als gouverneur van Ceylon. Pas in 1675 aanvaardde hij deze post, en volgde daarmee zijn vader op.

Het oordeel van Pieter van Dam over de mercantilistische politiek van vader en zoon was vernietigend. Het was een voorbeeld van hoe het niet moest. De gedachte dat vrije handel uiteindelijk voor iedereen het beste was, leefde toen nog niet.[16]

Werk

  • WEVER, D. DE (1995) Rijklof van Goens; Javaense Reyse. De bezoeken van een VOC-gezant aan het hof van Mataram 1648-1654. Terra Incognita.[17]
Voorganger:
J. Maetsuycker
Gouverneur-generaal van de VOC
1678-1681
Opvolger:
C. Speelman
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.