Lijst van sterke en onregelmatige werkwoorden in het Nederlands

Dit is een (onvolledige) lijst van Nederlandse werkwoorden waarvan de vervoeging afwijkt van de meest gebruikelijke wijze. Dit zijn de onregelmatige en de sterke werkwoorden. Daarnaast zijn er werkwoorden waarbij een of meerdere vervoegingen ontbreken, de zogenaamde defectieve werkwoorden.

Algemeen

Het merendeel van de werkwoorden in het Nederlands kent een zogeheten zwakke vervoeging. De vormen hiervan verschillen onderling alleen met betrekking tot de -t of -d in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord. Bij een stemloze medeklinker op het einde van de stam vervoegt men met een -t. Bij een stemhebbende medeklinker wordt dit een -d.

Onvoltooid verleden tijd enkelvoudOnvoltooid verleden tijd meervoudVoltooid deelwoord
Stemhebbendstam + destam + denge + stam + d
Stemloosstam + testam + tenge + stam + t

Nederlandse werkwoorden waarvan de vervoeging van het bovenstaande paradigma afwijkt, worden sterk en/of onregelmatig genoemd. Sterk wil hier zeggen dat de onvoltooid verleden tijd een andere klinker krijgt in de stam (dit verschijnsel noemt met ook wel een ablaut). Het voltooid deelwoord eindigt bij deze werkwoorden doorgaans op -en.

Men spreekt van een onregelmatig werkwoord als de vervoeging in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord niet duidelijk onder een van de twee hiervoor beschreven paradigma's (sterk of zwak) valt. De meest voorkomende werkwoorden waarvoor dit geldt zijn hebben, zijn, wezen, kunnen, zullen, mogen en willen. Deze werkwoorden zijn tevens onregelmatig in de tegenwoordige tijd.

Samengestelde werkwoorden

Van op geheel dezelfde manier vervoegde samengestelde werkwoorden wordt in deze lijst alleen het grondwoord (tweede deel) vermeld, tenzij de manier van vervoegen in de samenstelling afwijkt; afblijven, doorrijden en dergelijke woorden worden daarom niet apart vermeld, maar woorden als bekvechten en stofzuigen wel.

Werkwoorden met een voorvoegsel

Hetzelfde geldt voor de samengestelde werkwoorden met een onbeklemtoond voorvoegsel. De onbeklemtoonde voorvoegsels zijn be-, er-, ge- en ont-. Daarnaast zijn er voorvoegsels die zowel onbeklemtoond als beklemtoond kunnen optreden: aan-, door-, her-, om,- onder-, open-, over, ver-, vol, voor-. Soms gebeurt dit zelfs bij hetzelfde kernwerkwoord, met als gevolg ook verschillende betekenissen: óndergaan = verdwijnen; ondergáán = behandeld worden; óverschrijven = opnieuw schrijven; overschríjven = ergens overheen schrijven.

Het deelwoordvoorvoegsel ge- vervalt als het werkwoord zelf al een onbeklemtoond voorvoegsel heeft. Dit is bijvoorbeeld zo in de vormen verblijven → verbleven, voorkómen → idem, hernemen → hernomen maar niet in vormen van scheidbaar samengestelde werkwoorden, zoals afblijven → afgebleven, hergebruiken → hergebruikt, vóórkomen → vóórgekomen, vérspringen → vergesprongen, óverschrijven → overgeschreven, overschríjven → overschreven.

Werkwoorden met een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord als voorvoegsel krijgen soms een andere vervoeging of kunnen helemaal niet worden vervoegd. In plaats daarvan valt men dan terug op een omschrijving. Voorbeelden van zulke samenstellingen die zich wél laten vervoegen zijn raadplegen, doodslaan, kennisnemen, roerbakken, stofzuigen, wegjagen en paardrijden. Werkwoorden als zweefvliegen, banksparen, wedstrijdzeilen en buikspreken lenen zich echter niet voor vervoeging.

Meervoud

Het meervoud van de onvoltooid verleden tijd wordt in de meeste gevallen door hechting van het achtervoegsel -en aan de stam. In enkele gevallen is dit -den, deze gevallen is het meervoud in de onderstaande tabel apart aangegeven.

Meerdere vormen

Sommige werkwoorden hebben zowel een volledig zwakke als een volledig sterke of onregelmatige vervoeging, waarvan er meestal één later is ontstaan door analogie. Meestal is er sprake van een verschil in register, stijl en/of dialect, maar soms ook in betekenis.

De werkwoorden met ij in de onbepaalde wijs (infinitief) hebben haast altijd dezelfde sterke verbuiging, zoals blijven, bleef, gebleven. Sommige werkwoorden met ei in de infinitief hebben die verbuiging ook, waarschijnlijk door analogie.

Lijst van sterke of onregelmatige werkwoorden

Zwakke, regelmatige werkwoorden worden in deze lijst niet vermeld, tenzij er ook een sterke vervoeging is of het werkwoord ook in een andere betekenis bestaat. Wanneer een bepaalde vorm wel officieel erkend wordt, maar in de huidige standaardtaal vrijwel niet gangbaar is, is deze tussen haakjes gezet. Hetzelfde is gedaan voor (veelal zwakke) vormen die (nog) niet officieel erkend zijn, maar in de praktijk niettemin geregeld gebruikt worden.

Het meervoud van de zwakke regelmatige verleden tijd wordt gevormd door een n toe te voegen: werktewerkten.
Het meervoud van een andere verleden tijd is gelijk aan de gebruikelijke meervoudsvorming van een zelfstandig naamwoord (dus toevoeging van en): bleefbleven, schrokschrokken.
Staat er echter a in de verleden tijd, dan wordt de medeklinker daarachter niet verdubbeld: namnamen.
Veel werkwoorden kunnen diverse voorvoegsels hebben: be-staan, ont-staan, ver-staan enz. Dit staat niet in de tabel, tenzij het werkwoord niet zonder voorvoegsel kan bestaan, zoals bij ver-dwijnen. In het voltooid deelwoord komt dit voorvoegsel in plaats van het voorvoegsel ge-.

  zwak  sterk
geel: onregelmatig zwak
 
infinitief o.v.t. volt. deelw. o.v.t. volt. deelw. klasse opmerking
bakken   baktegebakt[1]   biek[2]gebakken   Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
bannen bande gebannen Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
barsten barstte gebarsten Klasse 3b, half sterk Oorspronkelijk klasse 3, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
bergen borggeborgen Klasse 3b
bersten berstte borst[3]geborsten Klasse 3b Nevenvorm van barsten.
bidden badgebeden Klasse 5 Met een korte klinker in de tegenwoordige tijd.
bieden boodgeboden Klasse 2a
bijten beetgebeten Klasse 1
binden bondgebonden Klasse 3a
blazen bliesgeblazen Klasse 7
bleiten bleittegebleit bleetgebleten Zwak Nevenvorm van blaten, met als betekenis wenen, huilen. De onregelmatige vormen zijn gewestelijk.[4]
blijken bleekgebleken[5] Klasse 1
blijven bleefgebleven[5] Klasse 1
blinken blonkgeblonken Klasse 3a
braden braadde briedgebraden Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
breien breidegebreid bree[2]gebreeën[2] Klasse 1 Sterke vormen: meestal informeel.[4]
breken brakgebroken[5] Klasse 4
brengen brachtgebracht Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is weggevallen door lenitie.[6]
buigen booggebogen Klasse 2b
brouwen brouwde gebrouwen Klasse 7, half sterk Bijvoorbeeld van bier. Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
brouwen brouwdegebrouwd Zwak In bet.: met keel-r spreken.
delven[7] delfde dolfgedolven Klasse 3b Bet.: graven. Echter: bedelven is geheel sterk.
denken dachtgedacht Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is in de verleden tijd en het voltooid deelwoord weggevallen door lenitie.[6]
be
ver
derven bedierf
verdierf
bedorven[8]
verdorven
Klasse 3c Derven is zwak.
dingen donggedongen Klasse 3a Bet.: wedijveren, onderhandelen.
doen deedgedaan Onregelmatig Verleden tijd is ontstaan door reduplicatie. Dit is waarschijnlijk een overblijfsel van de imperfecte verledentijdsvorm uit het Proto-Indo-Europees.
dragen droeggedragen Klasse 6
bedriegen bedroogbedrogen Klasse 2a
verdrieten verdriette[9] verdrootverdroten Klasse 2a
drijten[10] dreetgedreten Klasse 1 Bet.: zijn behoefte doen.
drijven dreefgedreven Klasse 1
dringen dronggedrongen Klasse 3a
drinken dronkgedronken Klasse 3a
druipen droopgedropen Klasse 2b
duiken dookgedoken Klasse 2b
dunken docht[11]gedocht[11] Onregelmatig Zoals in: Me dunkt ... Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is in de verleden tijd en het voltooid deelwoord weggevallen door lenitie.[6]
durven durfdegedurfd dorst[12] Preterito-presens
dierf[2] Onregelmatig
verdwijnen verdweenverdwenen[5] Klasse 1
dwingen dwonggedwongen Klasse 3a
erven erfdegeërfd ierf[2]
orf[2]
georven[2][13] Zwak Standaardnederlands: uitsluitend zwak.
eten atgegeten Klasse 5 Voltooid deelwoord in samenstellingen zonder g, dus: overeten.
fluiten[14] flootgefloten Klasse 2b
gaan ginggegaan[5] Klasse 7, onregelmatig De verleden tijd is afgeleid van het klasse 7 sterke werkwoord 'gangen', wat niet meer bestaat.
gelden goldgegolden Klasse 3b
vergeten vergatvergeten[8] Klasse 5 Zie ook: eten.
geven gafgegeven Klasse 5
gieten gootgegoten Klasse 2a
be
ont
ginnen begon
ontgon
begonnen[5]
ontgonnen
Klasse 3a
glijden gleedgegleden Klasse 1
glimmen glomgeglommen Klasse 3a
graven groefgegraven Klasse 6
grijpen greepgegrepen Klasse 1
hangen hinggehangen Klasse 7
hebben had (mv. hadden)gehad Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, verleden tijd is ontstaan door assimilatie van 'hab+de'.[6]
heffen hiefgeheven Klasse 6, onregelmatig Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk.
verhelen verheelde verholen[2] Klasse 4, half sterk Helen (genezen) is zwak.
helpen hielpgeholpen Klasse 3c
heten heette hiet[2]geheten Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
hijsen heesgehesen Klasse 1
hoeven[15] hoefdegehoefd gehoeven Zwak Gehoeven is tegenwoordig gebruikelijker dan gehoefd.
houden hieldgehouden Klasse 7, onregelmatig De oorspronkelijke 'l' is bewaard in de onvoltooid verleden tijd.
houwen hieuwgehouwen Klasse 7 Ook sterk in uithouwen. Echter: zwak in beeldhouwen.
jagen[16] jaagdegejaagd joeg Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd Jaagde/joeg: de jacht beoefenen. Anders uitsluitend: joeg.
kerven kerfdegekerfd korfgekorven Klasse 3b
kiezen koosgekozen Klasse 2a De vormen koor en gekoren (overeenkomend met de vormen van vriezen en verliezen) gelden als verouderd, behalve in uitverkiezen.
uitverkiezen[17] verkoor uituitverkoren Klasse 2a, onregelmatig
kijken keekgekeken Klasse 1
kijven keefgekeven Klasse 1
klagen klaagdegeklaagd kloeg[2][18] Zwak
klieven kliefdegekliefd kloof[2]gekloven[2] Klasse 2a Bet.: doen splijten.
klimmen klomgeklommen Klasse 3a
klinken klonkgeklonken Klasse 3a
kluiven kluifde[2]gekluifd[2] kloofgekloven Klasse 2b
knijpen kneepgeknepen Klasse 1
komen kwamgekomen[5] Klasse 4, onregelmatig Ook voorkómen en vóórkomen.
kopen kochtgekocht Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'ch' is ontstaan door lenitie.
krijgen kreeggekregen Klasse 1
krijsen krijstegekrijst kreesgekresen Klasse 1
krijten kreetgekreten Klasse 1 In bet. schreeuwen.
krimpen krompgekrompen Klasse 3a
kruipen kroopgekropen Klasse 2b
kunnen gekund kon (mv. konden)[19][6] Preterito-presens Oorspronkelijk een preterito-presens, overgeërfd uit het Oergermaans.
kwijten kweetgekweten Klasse 1 Bet.: doen, vervullen.
lachen lachte loech[2]gelachen Klasse 6, half sterk Oorspronkelijk klasse 6, de sterke verledentijdsvorm is sinds de periode van het Middelnederlands geheel verouderd.
laden laadde loed[2]geladen Klasse 6, half sterk Oorspronkelijk klasse 6, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
laten lietgelaten Klasse 7
leggen legdegelegd lei[2] (mv. leiden)[20] Zwak
lezen lasgelezen Klasse 5
liegen looggelogen Klasse 2a
verliezen[17] verloorverloren[8] Klasse 2a, onregelmatig Zie ook vriezen en uitverkiezen.
liggen laggelegen Klasse 5 Met een korte klinker in de tegenwoordige tijd.
lijden leedgeleden Klasse 1
lijken leekgeleken Klasse 1
lopen liepgelopen[5] Klasse 7
luiken lookgeloken[5] Klasse 2b Bet.: sluiten.
melken molkgemolken Klasse 3b In de overdrachtelijke bet. (langzaam, moeilijk uitvragen) zwak vervoegd.
meten matgemeten Klasse 5
miegen meeggemegen Klasse 1 Bet.: urineren. Geen standaardtaal.[2]
mijden meedgemeden Klasse 1
moeten moestgemoeten[8] Preterito-presens Ontmoeten is zwak, maar hangt hier vermoedelijk niet mee samen.
mogen gemoogd/gemocht[21] mochtgemogen Preterito-presens
nemen namgenomen Klasse 4
genezen genasgenezen Klasse 5
genieten genootgenoten Klasse 2a Nieten, met nietjes bevestigen is zwak.
nijgen neeggenegen Klasse 1 Bet.: een buiging maken, klasse 1. Maar neigen (voorover hellen) is zwak.
nijpen neepgenepen Klasse 1
pijpen[3] peep[2]gepepen[2] Klasse 1 In bet. fluitspelen, klasse 1.
pijpen pijptegepijpt Zwak In bet. van seksuele handeling.
plegen plachtgeplacht[2] Onregelmatig In bet. de gewoonte hebben
De deelwoorden geplacht[22] en geplogen[23] zijn thans sterk verouderd.
plegen pleegdegepleegd Zwak In bet. begaan.
pluizen ploosgeplozen Klasse 2b Vooral in samenst. uitpluizen ofwel navorsen.
pluizen pluisdegepluisd Zwak In bet. pluisjes afgeven.
plukken pluktegeplukt geplokken[24] Zwak
prijzen preesgeprezen Klasse 1 In bet. loven.
prijzen prijsdegeprijsd Zwak In bet. van een prijsetiket voorzien.
raden raadde riedgeraden Klasse 7 Vooral nog sterk in samenstellingen zoals aanraden, afraden en verraden.
raken raaktegeraakt rocht[2]gerocht[2] Zwak In de standaardtaal uitsluitend regelmatig. Blijkens de t in rocht, gerocht is dit werkwoord zwak.
rieken rookgeroken Klasse 2a In bet. geuren.
rijden reedgereden Klasse 1
rijgen reeggeregen Klasse 1
rijten reetgereten Klasse 1
rijven reefgereven Klasse 1 Bet.: harken.
rijzen reesgerezen[5] Klasse 1
rinnen[25] rongeronnen Klasse 3a Bet.: vloeien, voortbewegen.
roepen riepgeroepen Klasse 7
ruiken rookgeroken Klasse 2b In bet. geur verspreiden en geur waarnemen.
scheiden scheidde gescheiden Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
uitscheiden scheidde uit[26]uitgescheid scheed uit[26]uitgescheden[26][5] Klasse 1 In bet. ophouden.[4]
schelden scholdgescholden Klasse 3b
schenden schondgeschonden Klasse 3b
schenken schonkgeschonken Klasse 3b
scheppen schiepgeschapen Klasse 6, onregelmatig In bet. creëren onregelmatig sterk, behoorde oorspronkelijk tot klasse 6.
scheppen scheptegeschept Zwak In bet. putten, naar boven halen.
scheren schoorgeschoren Klasse 4 In bet. ontharen, met een lange 'o' in de verleden tijd.
scheren scheerdegescheerd Zwak In bet. langsstrijken. Als in Scheer je weg!.
schieten schootgeschoten Klasse 2a
schijnen scheengeschenen[8] Klasse 1
schijten scheetgescheten Klasse 1
schrijden schreedgeschreden Klasse 1
schrijven schreefgeschreven Klasse 1
schrikken schrikte[21] schrokgeschrokken Klasse 3a In bet. plotseling angstig worden. Is zwak in de bet. plotseling doen afkoelen (zoals bij eieren).
schuilen schuildegeschuild schoolgescholen Klasse 2b
schuiven schoofgeschoven Klasse 2b
slaan sloeggeslagen Klasse 6 Met medeklinkerwisseling.
slapen sliepgeslapen Klasse 7
slijpen sleepgeslepen Klasse 1
slijten sleetgesleten Klasse 1
verslinden verslondverslonden Klasse 3a
slinken slonkgeslonken[5] Klasse 3a
sluipen sloopgeslopen Klasse 2b
sluiten slootgesloten Klasse 2b
smelten smoltgesmolten Klasse 3b
smijten smeetgesmeten Klasse 1
snappen snaptegesnapt gesnopen[27] Zwak In bet. begrijpen.
snijden sneedgesneden Klasse 1
snuiten snootgesnoten Klasse 2b
snuiven snoofgesnoven Klasse 2b
spannen spande gespannen Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
spijten speetgespeten Klasse 1
spinnen spongesponnen Klasse 3a In bet. vezels tot een draad verwerken.
splijten spleetgespleten Klasse 1
spreken sprakgesproken Klasse 4
springen spronggesprongen[5] Klasse 3a
spruiten sprootgesproten[5] Klasse 2b Bet.: het vormen van loten, jonge takken.
spugen
spuwen
spuugde
spuwde
gespuugd
gespuwd
spooggespogen Klasse 2b Oorspronkelijk: spuwen, spoog, gespogen.
spuiten spootgespoten Klasse 2b
staan stondgestaan Klasse 6, onregelmatig Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk.
steken stakgestoken Klasse 4
stelen stalgestolen Klasse 4
sterven stierfgestorven[5] Klasse 3c
stijgen steeggestegen[5] Klasse 1
stijven steefgesteven[5] Klasse 1 In bet. met stijfsel behandelen.
stijven stijfdegestijfd Zwak Andere bet. (zoals verstijven, stijf worden).
stinken stonkgestonken Klasse 3a
stoten stootte stiet[28]gestoten Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm wordt nu meestal zwak vervoegd.
strijden streedgestreden Klasse 1
strijken streekgestreken Klasse 1
stuiven stoofgestoven Klasse 2b
tijgen tooggetogen Klasse 2a Bet.: trekken, gaan.
treden tradgetreden Klasse 5
treffen trofgetroffen Klasse 3b
trekken trokgetrokken Klasse 3b
vallen vielgevallen[5] Klasse 7
vangen vinggevangen Klasse 7 Met een korte 'i' in de verleden tijd.
ervaren ervaarde ervoerervaren Klasse 6 Zie ook varen.
varen (vaarde)[2] voergevaren Klasse 6
vechten vochtgevochten Klasse 3b Maar bekvechten is zwak.
bevelen bevalbevolen Klasse 4 Maar velen (verdragen) en vervelen zijn zwak.
vinden vondgevonden[5] Klasse 3a
vlechten vlochtgevlochten Klasse 3b
vlieden[3] vloodgevloden Klasse 2a Bet.: vluchten.
vliegen vlooggevlogen Klasse 2a Zwak in samenstelling zweefvliegen.
vlieten[3] vlootgevloten Klasse 2a Bet.: stromen.
vouwen vouwde gevouwen Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, tegenwoordig half sterk, ontvouwen is echter geheel zwak.
vragen[16] vraagde[3]gevraagd vroeg Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd Door analogie sterk geworden. De zwakke verledentijdsvorm is alleen nog archaïsch of gewestelijk.
vreten vratgevreten Klasse 5 Ook gevroten wordt gehoord
vriezen[17] vroorgevroren Klasse 2a, onregelmatig Met medeklinkerwisseling. Zie ook verliezen en uitverkiezen.
vrijen vrijdegevrijd vreegevreeën Klasse 1 De sterke vormen zijn informeler en waarschijnlijk ontstaan door analogie.
waaien waaidegewaaid woei Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd
wassen waste wies[3]gewassen Klasse 7, half sterk In bet. schoonmaken (voorheen met ch: wasschen, wiesch, gewasschen) is de verledentijdsvorm zwak geworden.
wassen wiesgewassen[5] Klasse 7 In bet. groeien. Uitsluitend klasse 7 en nooit met ch.
wassen wastegewast Zwak In bet. met was bekleden is uitsluitend zwak.
wegen wooggewogen Klasse 4 Met een lange 'o' in de verleden tijd.
werken werktegewerkt wrocht[29]gewrocht Zwak Alleen doorwrocht is naast de zwakke variant nog standaardtaal volgens de Taalunie.
wracht[29]gewracht
werpen wierpgeworpen Klasse 3c
werven wierfgeworven Klasse 3c
weten wistgeweten Preterito-presens Geweten is ook het voltooid deelwoord van wijten. De t in de verleden tijd maakt geen deel uit van de stam, maar van de gedeeltelijk weggevallen uitgang -te(n); vgl. de Duitse vormen wissenwusste(n).
weven weefde waf - woof[2]geweven - gewoven[2] Klasse 5, half sterk Oorspronkelijk klasse 5, maar woof en waf zijn tegenwoordig (sterk) verouderd.
wezen[17] geweest[5][30] was (mv. waren) Onregelmatig Gewezen was oorspronkelijk het volt. deelw., thans nog slechts attributief gebruikt (bv. mijn gewezen echtgenoot).
wijken weekgeweken[5] Klasse 1
wijten weetgeweten Klasse 1 Geweten is ook het voltooid deelwoord van weten.
wijzen weesgewezen Klasse 1
willen wildegewild wou (mv. wou(d)en, spreektaal[31][32]) Onregelmatig Blijkens de d in wouden, wilden en gewild (oorspronkelijk) zwak. Naar analogie met 'zullen' onregelmatig geworden.
winden wondgewonden Klasse 3a
winnen wongewonnen[8] Klasse 3a
worden werdgeworden[5] Klasse 3b, onregelmatig Oorspronkelijk klasse 3. Onregelmatig sterk geworden doordat de vormen voor de tegenwoordige en verleden tijd door elkaar gingen lopen.
wreken wreekte wrook - wrak[2]gewroken Klasse 4, half sterk Oorspronkelijk klasse 4, maar wrook en wrak zijn tegenwoordig (sterk) verouderd.
wrijven wreefgewreven Klasse 1
wringen wronggewrongen Klasse 3a
wuiven wuifdegewuifd woof[2]gewoven[2] Klasse 2b
zeggen zegdegezegd zei(de) (mv. zeiden)[19] Onregelmatig Meestal onregelmatig, maar in samenstellingen als afzeggen regelmatig. Blijkens de d in zeiden en gezegd oorspronkelijk zwak.
zeiken zeiktegezeikt zeekgezeken[4] Klasse 1 Vaak vervoegd als klasse 1.
zenden zondgezonden Klasse 3b
zieden ziedde zoodgezoden Klasse 2a Bet.: koken (letterlijk of figuurlijk). Hij was ziedend van woede.
zien zaggezien Klasse 5, onregelmatig Met medeklinkerwissel.
zijgen zeeggezegen[5] Klasse 1 Bet.: langzaam neerdalen.
zijn geweest[5] was (mv. waren) Onregelmatig Zie ook wezen i.v.m. de vermenging van de synonieme werkwoorden.
zijpen zeepgezepen Klasse 1 Bet.: sijpelen, druppelen.
zingen zonggezongen Klasse 3a
zinken zonkgezonken[5] Klasse 3a Verzinken is sterk in bet. laten wegzakken. Echter zwak in de niet daarmee verwante bet. galvaniseren.
zinnen zongezonnen Klasse 3a In bet. plannen maken.
zinnen zindegezind Zwak In bet. bevallen, aanstaan.
zitten zatgezeten Klasse 5 Klasse 5 met een korte klinker in de tegenwoordige tijd.
zoeken zochtgezocht Onregelmatig Blijkens de t in zocht en gezocht oorspronkelijk zwak. De 'ch' is ontstaan door lenitie.
zouten zoutte gezouten Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
zuigen zooggezogen Klasse 2b In samenstelling stofzuigen meestal zwak.
zuipen zoopgezopen Klasse 2b
zullen zou (mv. zouden)[19] Preterito-presens Het tegenwoordig deelwoord staat in de Van Dale als weinig gebruikt. In het Groene Boekje is deze vorm niet opgenomen. Het voltooid deelwoord ontbreekt, behalve de infinitief-vorm in samenstelling: je had zullen schrijven.
verzwelgen verzwolgverzwolgen[5] Klasse 3b Zwelgen is ook zwak.
zwellen zwolgezwollen Klasse 3b
zwemmen zwomgezwommen Klasse 3b
zweren zweerdegezweerd zwoorgezworen Klasse 4 In bet. etteren, met een lange 'o' in de verleden tijd.
zweren zwoergezworen Klasse 6, onregelmatig In bet. eed of trouw zweren. Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk.
zwerven zwierfgezworven Klasse 3c
zweten[15] zweettegezweet gezweten[2] Zwak Nooit sterk geweest, de vorm gezweten is ontstaan door analogie.
zwijgen zweeggezwegen Klasse 1
bezwijken bezweekbezweken[5] Klasse 1
verzwinden[3] verzwondverzwonden Klasse 3a Bet.: verdwijnen.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.