Erytropoëtine

Erytropoëtine (epo) is een hormoon dat door de nieren wordt geproduceerd, hoewel ook de lever en macrofagen kleine bijdragen leveren.

Driedimensionale structuur van epo

Beschrijving

Erytropoëtine werkt in op het beenmerg waar het de productie van rode bloedcellen stimuleert. Epo is een glycoproteïne.

De synthese in de nieren hangt af van de hoeveelheid beschikbare zuurstof in het bloed, waarmee de nier wordt doorstroomd. In tegenstelling tot de ademhaling en de hartslag is deze sturing relatief traag: het kan bij bloedverlies of zuurstoftekort uren duren voordat zich een nieuw evenwicht heeft ingesteld. In gevallen van bloedarmoede wordt de erytropoëtinesynthese gestimuleerd. Bij verlaging van de hematocriet stijgt erytropoëtine exponentieel. Erytropoëtine kan ook in laboratoria gefabriceerd worden en is dan een vorm van rhEPO (recombinante humane erytropoëtine) bekend onder merknamen als Eprex, Mircera etc.

Oorspronkelijk werd de stof gesynthetiseerd als geneesmiddel voor mensen met slecht tot niet functionerende nieren, die ondanks kunstnierbehandeling bijna allemaal bloedarmoede kregen door een gebrek aan epo. Door dit te geven kon de bloedarmoede worden gecorrigeerd. Ook myelodysplasie of kankerpatiënten kunnen tijdens de chemotherapie epo toegediend krijgen tegen bloedarmoede, dit is nodig omdat door de chemokuur rode bloedcellen in het lichaam kapot worden gemaakt.

Het wordt ook toegediend als een vorm van doping, om het zuurstof- en koolstofdioxidetransporterende vermogen van bloed te verhogen.

In 2011 werd deze stof in Nederland door 9.698 mensen gebruikt tegen ziekten.[1]

rhEPO's

Ook de synthetische rhEPO's en darbepoëtine alfa (Aranesp) worden voor het gemak gewoon epo genoemd. Alle recombinante epo-varianten onderscheiden zich van erytropoëtine door de samenstelling van de suikergroepen (glycosyleringspatroon). Ook zijn er nog verschillen tussen de synthetische rhEPO's. Ter onderscheiding van deze verschillende synthetische rhEPO's wordt aan het woord epoëtine een griekse letter toegevoegd. De volgende EPO-varianten zijn bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aangemeld: epoëtine alpha (epoëtine α), epoëtine beta (epoëtine β), epoëtine gamma (epoëtine γ), epoëtine delta (epoëtine δ), epoëtine epsilon (epoëtine ε), epoëtine zeta (epoëtine ζ), epoëtine theta (epoëtine θ), epoëtine kappa (epoëtine κ) en epoëtine omega (epoëtine ω).[2]

In de sport

Epo wordt vooral als doping gebruikt in duursporten als atletiek, biatlon, langlaufen, triatlon en bij wielersport. Zo zijn wielrenners als Richard Virenque, David Millar, Oscar Camenzind, Roberto Heras, Manuel Beltrán, Riccardo Riccò, Leonardo Piepoli, Lance Armstrong en Michael Boogerd ooit geschorst voor het gebruik van epo en gaven sporters toe doping in hun carrière te hebben gebruikt.

In 1994 leerde het grote publiek epo kennen dankzij de openhartige sportarts Michele Ferrari. Deze was aangesloten bij het team Gewiss-Ballan, en bij de Waalse Pijl stonden er plotseling drie renners van dit team op het podium. Ferrari verklaarde in L'Équipe dat epo niet gevaarlijk was en dat hem betreft alles wat niet verboden was, toegestaan was. Hij werd ontslagen door Gewiss-Ballan. Ook hiervoor was epo al bekend, zo beschreef Jean Nelissen het middel al in zijn boek uit 1989.[3]

In 2013 verklaarde Lance Armstrong, tijdens een interview met Oprah Winfrey, verboden middelen te hebben gebruikt, waaronder epo. Hij gaf aan dat hij tijdens al zijn zeges bij de Tour de France (7x) doping heeft gebruikt en dat het volgens hem onmogelijk is om zeven keer op rij de Tour te winnen zonder doping te gebruiken.

Risico's

Een van de risico's van het toedienen van erytropoëtine is dat het bloed te stroperig kan worden (een kunstmatige polycythemie). Hierdoor loopt de gebruiker een verhoogd risico op trombose.

Sinds 2000 bestaan er urinetests waarmee epo-gebruik direct kan worden opgespoord. Via deze test zijn onder andere mountainbikers Filip Meirhaeghe en Bas van Dooren en veldrijder Ben Berden betrapt.

Naast de urinetest wordt ook nog een andere test gebruikt: de hematocriettest, geïntroduceerd in 1997 en nog steeds in gebruik. Bij deze test wordt epo-gebruik niet rechtstreeks opgespoord, maar wordt het effect ervan gemeten: de hematocrietwaarde. Omdat de hematocrietwaarde behalve door epo-gebruik ook door aanleg, uitdroging of wonen op hoogte wordt beïnvloed, wordt deze test officieel aangeduid als 'gezondheidstest'. Wordt een waarde gevonden boven de 50%, dan wordt de atleet twee weken uit de competitie genomen. Atleten die van nature een hoge hematocrietwaarde hebben, kunnen na onderzoek dispensatie krijgen.

Verschillende vormen van epo

Dit artikel bevat verouderde informatie en zou bijgewerkt moeten worden. U wordt uitgenodigd om dit artikel bij te werken.

Er bestaan meerdere generaties van epo. In 1977 konden voor het eerst kleine hoeveelheden erytropoëtine uit de urine van patiënten met aplastische anemie worden geïsoleerd; de eerste generatie epo. De tweede generatie, vanaf 1987, is een epovariant die met behulp van genetische technieken is geproduceerd, het zogenaamde recombinante humane erytropoëtine (rhEPO). Belangrijk voordeel is dat dit middel makkelijk in grotere hoeveelheden is te produceren. Darbepoëtine alfa (Aranesp) is een chemisch aangepaste variant erytropoëtine, met als voordeel dat ze minder vaak moet worden ingespoten. Doel van het ontwikkelen van de derde generatie erytropoëtine was het vinden van een middel dat slechts om 3 tot 4 weken toegediend hoeft te worden. In 2007 kwam Continuous erythropoiesis receptor activator (Cera), merknaam Mircera, op de markt. Al deze vormen van epo zijn opspoorbaar in urine en/of bloed.[4]

Er is ook een vierde generatie epo op komst. De vierde generatie zou nog niet op te sporen zijn omdat deze middelen nog in klinisch onderzoek zijn. Het gaat hierbij om vormen van gentherapie. Een van die manieren is om met behulp van een adenovirus met een stukje epo-DNA, menselijke cellen ertoe aan te zetten erytropoëtine te produceren. Dit effect kan ook worden verkregen door inspuiting van naakt DNA of kunstmatige menselijke chromosomen.[4]

Andere recente ontwikkelingen zijn de productie van stoffen die qua chemische structuur niet op epo lijken maar wel ongeveer dezelfde werking hebben, omdat ze net als epo aangrijpen op de epo-receptor. Dit kunnen kleine moleculen zijn of (kleine) peptiden de zogenaamde erythropoietin mimetic peptides (EMPs). Een van die peptiden is hematide. Men hoeft het waarschijnlijk slechts eenmaal per maand in te spuiten. Bijwerkingen en effectiviteit zijn nog onbekend. Naar verwachting komt het middel in 2009 op de markt.[4]

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.