zwabberen
Nederlands
Woordafbreking
- zwab·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zwaaien, zwieren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1868 [1]
- [1] frequentatief gevormd uit zwabben met het achtervoegsel -er
- [2] van zwabber "schoonmaakhulpmiddel" met het achtervoegsel -en die de infinitief van een werkwoord vormt[2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwabberen |
zwabberde |
gezwabberd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zwabberen
- Die huisvrouw zwabbert elke dag.
Uitdrukkingen en gezegden
- Een zwabberend beleid
Een wispelturig beleid
Vertalingen
1. het reinigen met een zwabber
Gangbaarheid
- Het woord zwabberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwabberen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.