zwabberde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwab·ber·de

Werkwoord

vervoeging van
zwabberen

zwabberde

  1. enkelvoud verleden tijd van zwabberen
    • Ik zwabberde. 
    • Jij zwabberde. 
    • Hij, zij, het zwabberde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.