zielszorg
Nederlands
![](../I/m/Wikimonuments-5_Oud_Sint_jans_hospitaal_Zuidgevel.jpg)
Oud Sint jans hospitaal voor zieken- en zielszorg
Woordafbreking
- ziels·zorg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ziel zn en zorg zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zielszorg | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
zielszorg v/m [1]
- (religie) de geestelijke en religieuze zorg die iemand krijgt van een geestelijke
- Wil ik een computer die mijn gevoelsleven ontleedt? Nu blijft het nog bij signaleren. Over een paar jaar zullen de computers ons aanzetten - dwingen - tot een gezonder bestaan. Het begint met ons fysiek welzijn en eindigt met zielszorg.[2]
- Van Buuren: Ín de leemte die is ontstaan na de dood van God, is voor een deel voorzien door de zielszorg, en een deel door de filosofie. Leren leven; daar gaat het uiteindelijk allemaal over.'[3]
Gangbaarheid
- Het woord zielszorg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zielszorg' herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Volkskrant PETER VAN AMMELROOY 8 maart 2014
- Volkskrant WILMA DE REK 9 april 2011
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.