welzijnszorg
Nederlands
Woordafbreking
- wel·zijns·zorg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van welzijn zn en zorg zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | welzijnszorg | welzijnszorgen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
welzijnszorg m/v
- geheel van voorzieningen gericht op het geestelijk en sociaal welbevinden van mensen
- organisatie die activiteiten gericht op het geestelijk en sociaal welbevinden verzorgt
- (militair) organisatie die ontplooiing en ontspanning voor militairen verzorgt
- (medisch) organisatie voor sociale activiteiten gericht op mensen die langere tijd ziek zijn
- (religie) organisatie die vanuit een kerkgenootschap maatschappelijke activiteiten organiseert
- organisatie die welzijnswerk voor mensen met achterstanden organiseert
Gangbaarheid
- Het woord welzijnszorg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'welzijnszorg' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.