vouwen
Nederlands
Woordafbreking
- vou·wen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘delen over elkaar leggen’ voor het eerst aangetroffen in 1277 [1]
|
Andere Germaanse talen
|
Andere Indo-Europese talen |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
vouwen | vouwend |
vouw | gevouwen |
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vouwen |
vouwde |
gevouwen |
zwak -d
gemengd |
volledig |
Werkwoord
vouwen
- twee delen over een naad tezamen buigen
- Het vouwen van papier is in Japan een kunstvorm.
Hyponiemen
- afvouwen, dubbelvouwen, invouwen, omvouwen, ontvouwen, openvouwen, opvouwen, overvouwen, samenvouwen, uitvouwen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord vouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vouwen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.