vouwen

Vouwen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vou·wen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘delen over elkaar leggen’ voor het eerst aangetroffen in 1277 [1]

Andere Germaanse talen

  • Gotisch: 𐍆𐌰𐌻𐌸𐌰𐌽 (falþan)

Andere Indo-Europese talen

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
vouwenvouwend
vouwgevouwen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vouwen
vouwde
gevouwen
zwak -d

gemengd

volledig

Werkwoord

vouwen

  1. twee delen over een naad tezamen buigen
    • Het vouwen van papier is in Japan een kunstvorm. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Zelfstandig naamwoord

vouwen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vouw

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.