vouwwagen
Nederlands
Woordafbreking
- vouw·wa·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vouwen zn en wagen zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vouwwagen | vouwwagens |
verkleinwoord | vouwwagentje | vouwwagentjes |
Zelfstandig naamwoord
vouwwagen m [1]
- een caravan die men in opgevouwen staat trekt achter de auto, een mengvorm tussen de caravan en de tent
- Er lijkt geen rem te zitten op de verkoop van caravans, vouwwagens en campers. Opnieuw is er sprake van een opzienbarende toename van handel in de rijdende huisjes, blijkt uit cijfers van de Bovag en Kampeer Caravan Industrie (KCI).[2]
- Caravans en vouwwagens zijn niet weg te branden bij Nederlandse kampeerders. En er rijden in ons land al 100.000 campers rond.”[3]
Gangbaarheid
- Het woord vouwwagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vouwwagen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 30 dec. 2017 Caravan en camper niet aan te slepen
- de Telegraaf PAUL ELDERING 23 nov. 2017 Nederlanders gaan weer naar de camping
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.